Biografie

 

 

08.04.1898

Therese Neumann werd op 08.04.1898 geboren, in de nacht van Goede Vrijdag op paaszaterdag in Konnersreuth, dat ligt in de Ober-pfalz, in Beieren. Ze was de oudste van 11 kinderen van de kleermaker Ferdinand Neumann en zijn echtgenote Anna, geb. Grillmeier.

Zoals toen gebruikelijk was, werd ze al gauw na de geboorte op paaszondag, 10.04.1898, in de pastoriekerk St. Laurentius van Konnersreuth gedoopt.

 

1898

Therese groeide onder eenvoudige omstandigheden op. Het leven beperkte zich tot het werk thuis. Voor kinderspel was er niet veel gelegenheid, want op de kleine boerderij van de ouders, in de kleermakerij en thuis moest elk kind zich nuttig maken, voor zover dat mogelijk was. De opvoeding, die de ouders hun kinderen gaven, was streng christelijk. Therese paste zich graag en zonder zich te verzetten aan bij deze strenge maar warme opvoeding.

 

1904 - 1914

Van 1904 - 1911 bezocht ze de basisschool. Ze was een ijverige en goede leerlinge. Door de geringe hoogte van het inkomen moesten de kinderen, wanneer dat mogelijk was, al vroeg meeverdienen om in het onderhoud van het gezin te voorzien. Daarom nam Therese reeds het laatste halfjaar van de school (1910 –1911) 's middags een baantje aan op kasteel Fockenfeld. Op veertienjarige leeftijd (1912) trad ze als dienstmeid in dienst op een grote boerderij in Konnersreuth. Van 1911 – 1914 was het voor haar daarom alleen nog mogelijk de zondagsschool te bezoeken. Op het eindrapport bij het verlaten van de school kreeg ze voor haar schoolvakken godsdienstonderwijs, onderwijs in de zaakvakken, lezen, rekenen, opstel en schoon schrijven goede tot zeer goede cijfers. Therese was een opgewekt, gezond kind. Gedurende de schooltijd viel ze niet op door iets buitengewoons. Men kende haar vanwege haar levenslustige karakter en ze toonde al vroeg, dat ze verantwoordelijkheidsbesef bezat.

 

1908 - 1909

Op 12.07.1908 kreeg ze in Waldsassen door de bisschop van Regensburg, Antonius von Henle, het vormsel toegediend. De eerste communie deed ze op 18.04.1909.

 

1912

Na het verlaten van de basisschool besloot Therese missiezuster te worden en nam op 02.02.1912 contact op met de missiebenedictines in Tutzing aan het Starnberger Meer. Een intrede in de orde vereiste, dat ze een uitzet meebracht. Dit spaarde ze bij elkaar naast de toelage voor levensonderhoud voor het gezin door middel van de verdienste op de boerderij van de grote boer Neumann (geen familie van haar eigen familie) in Konnersreuth. Bij de boerderij hoorde behalve het agrarisch bedrijf ook een café. Therese hielp in het café, maar zorgde vooral voor het vee en verrichtte werkzaamheden op het land.

 

1914

De oorlog belemmerde haar intrede in de orde. Toen vader Neumann in 1914 als soldaat werd opgeroepen, beloofde ze haar ouders, met haar intrede in het klooster te wachten, tot vader weer uit de oorlog teruggekeerd zou zijn.

 

Toen de eigenaar van de boerderij gedurende de Eerste Wereldoorlog in het leger werd opgeroepen, nam Therese de functie van eerste knecht over. Door haar buitengewone lichamelijke kracht kon zij de werkzaamheden op de boerderij en op het land makkelijk aan. Ze hield van planten en dieren, de wisseling van de jaargetijden en ook van de natuurverschijnselen.

 

Vader Ferdinand bracht zijn dochter gedurende een verlofperiode in de Eerste Wereldoorlog een devotieprentje van de Franse karmelietes Therese von Lisieux (Thérèse Martin) mee. De toen 16-jarige Therese begon daarna, zich voor de biografie van de "kleine Therese" te interesseren, vereerde haar en bad voor haar zaligverklaring.

 

1918

 

Op 10.03.1918 brak op de boerderij van de smid in Konnersreuth een brand uit. Therese haastte zich naar de plaats van de brand en redde de dieren uit de stal. Omdat de vlammen oversloegen naar de aangrenzende boerderij van Thereses werkgevers, hielp ze daar bij de bluswerkzaamheden. Als één van de sterkste nog in het dorp aanwezige personen gaf ze op een kruk staand blusemmers aan voor op de zolder van de schuur. Toen ze na twee uur te hebben getild helemaal nat door het bluswater juist weer een volle emmer omhoog wilde tillen, kreeg ze last van een stekende pijn in de rug. Ze kon zich alleen nog gebukt en met veel pijn voortbewegen. Zowel de familieleden als haar werkgever schonken aanvankelijk geen aandacht aan het ongeval. Ook zijzelf spaarde zich ondanks aanhoudende rugpijn niet, maar voelde zich verplicht het werk direct weer te hervatten.

 

Als gevolg van te zware lichamelijke inspanning vonden er in hetzelfde jaar nog meer zware ongelukken plaats. Toen ze in het begin van april 1918 een zak aardappelen uit de kelder wilde halen, zakte ze op de stenen keldertrap in elkaar. Ze kwam op het achterhoofd terecht en bleef bewusteloos liggen. In de daarop volgende tijd had ze voortdurend last van hoofdpijn, ze was toch al slecht ter been, bovendien had ze geen controle meer over de blaas-darmfunctie. De arts, Dr. Goebel, diagnosticeerde een maagverzakking en verwees haar op 23.04.1918 naar het ziekenhuis van Waldsassen. Hieruit werd ze op 10.06.1918 niet-genezen ontslagen. Op 01.08.1918 viel ze bij het vervoeren van schoofbanden van een ladder. Weer kreeg ze last van kramp in de rug en ze bleef bewusteloos liggen. De reeds aanwezige klachten, werden alleen maar heviger, bovendien ging dit gepaard met een gezichtsstoornis. Een tijdlang moest ze wel bedrust houden.

 

Zodra ze probeerde zich weer nuttig te maken en werkzaamheden op zich wilde nemen, vonden opnieuw ongelukken plaats. Op de ochtend van het kerkinwijdingsfeest op 22.10.1918, waarop in het café van Neumann veel moest worden voorbereid, viel ze van de korenmijt op de grond. Hierdoor liepen haar gezichtsvermogen en mobiliteit tot een minimum terug. Na een griepinfectie even later nam haar lichamelijke kracht geheel af. Ze was nu geheel verlamd en werd bedlegerig. Ze kreeg last van pijnlijke krampen van verschillende spiergroepen en vanwege ontstekingen van zenuwen ging haar tastzin erg achteruit. Ze moest nu worden verpleegd en was daardoor volledig op de hulp van haar familie aangewezen. Verscheidene artsen, reguliere artsen en ook kruidendokters behandelden haar, er kwam echter geen verbetering in haar toestand.

 

1919

In maart 1919 kreeg ze last van kramp in haar lichaam, toen ze op de ziekenstoel zat. Ze viel van de stoel, haar hoofd kwam met een klap neer en ze bleef een aantal dagen voor het grootste deel buiten bewustzijn. Toen ze weer bij kwam, was ze blind geworden. Een tijdje later was ze ook af en toe doof. Therese was nu geheel hulpbehoevend geworden.

 

1922

Therese had reeds sinds het eerste ongeluk in 1918 problemen met de voeding. Toen ze omstreeks kerstmis 1922 last kreeg van een ernstige keelaandoening, kon ze geen vast voedsel meer tot zich nemen, maar alleen nog pap en thee.

 

1923

Op 29.04.1923 leek het gedurende haar slaap alsof er iets aan haar hoofdkussen zat te krabben. Ze werd er wakker van en kon plotseling weer zien. De genezing verraste niet alleen haar zelf en haar familie, maar ook de artsen, vooral omdat sinds haar blindheid gedurende meer dan vier jaren diverse academische en traditionele therapieën waren toegepast, echter zonder dat die succes hadden. De andere kwalen bleven echter.

Op de dag van haar genezing vond de zaligverklaring van Therese von Lisieux plaats.

 

1925

Op 17.05.1925, de dag van de zaligverklaring van Therese von Lisieux, werd Therese in bed gevonden, niet aanspreekbaar, de ogen strak op iets voor haar gericht, de handen daarna uitgestrekt, met een stralende gezichtsuitdrukking. Ze knikte met haar hoofd en bewoog het, alsof ze met iemand sprak. Plotseling richtte ze zich op, ondanks de hevige pijn aan de gewonde plek van haar rugwervels. Weer in aanspreekbare toestand gaf ze een verklaring voor hetgeen ze zoëven had gezien. Voor haar ogen was het plotseling geheel licht geworden en een vrouwenstem had haar gevraagd, of ze niet gezond wilden worden. Ze had geantwoord, dat het haar niets uitmaakte, gezond worden, ziek blijven, sterven, zoals God het maar wilde. Toen had de stem aangegeven, dat ze nu vervuld zou zijn van vreugde en zou kunnen opstaan en lopen. Tevens kondigde de stem haar nog meer leed aan, maar hij zou haar steeds willen blijven helpen, zoals hij het tot nu toe ook gedaan had (vgl. Naber pag. 12). Na 6½ jaar verlamming kon ze nu weer haar benen bewegen en met hulp lopen.

 

 Op 30.09.1925, de sterfdag van Therese von Lisieux, zag Therese het wonderbaarlijke licht weer en dezelfde stem deelde haar mee, dat het Gods wil was, dat Therese weer zonder hulp zou kunnen lopen. En zo was het.

 

Op 07.11.1925 kreeg Therese opnieuw last van hevige pijnen. De op 13.11.1925 geconsulteerde arts, Dr. Seidl, die Therese al sinds 1919 behandelde, stelde een acute blindedarmontsteking vast en drong aan op een onmiddellijke operatie. Nog terwijl hij de operatie voorbereidde, bad de familie tot Therese von Lisieux. Toen verscheen de stem opnieuw bij Therese, deelde haar mee, dat ze direct zou genezen zonder operatie en verzocht de zieke onmiddellijk op te staan, naar de kerk te gaan en God te danken. Ze kon er inderdaad naar toe lopen, alle pijn en koorts waren plotseling verdwenen.

 

1926

Kort voor vastenavond op 16.02.1926 begon een nieuwe episode in Thereses leven: ze werd opnieuw ziek, bovendien ontstond er een oorzweer en uit haar ogen druppelde af en toe bloed en pus. Vaak lag ze wakker van pijn in bed – onder andere ook in de nacht van donderdag, 04., op vrijdag, 05.03.1926, toen ze plotseling een visioen kreeg. Ze zag Jezus in de tuin van Getsemane knielen. Tegelijkertijd voelde ze aan de linker kant van de borst zo’n intense pijn, dat ze dacht dat ze zou gaan sterven. Vervolgens begon op deze plek bloed te stromen. Dit druppelen van het bloed duurde tot de volgende middag.

 

De andere ziekteverschijnselen bleven. De zweer bij het oor brak wel op paaszaterdag open, bedlegerig bleef ze tot 1927. In de nacht van donderdag op vrijdag 11./12.03.1926 kreeg ze opnieuw een visioen – dat was wat inhoud betreft gelijk aan het eerste, maar was uitgebreid met de scène van de geseling van Jezus. Op de daaropvolgende vrijdag 19.03.1926 zag ze bovendien de doornenkroning en op vrijdag 26.03.1926 ook het dragen van het kruis en de val onder het kruis. Op Goede Vrijdag, 02.04.1926, zag ze tenslotte de gehele lijdens- en stervensgeschiedenis (Passie) en op de vroege paasmorgen de opstanding van Christus. De bloedende wonden die gepaard gingen met de visioenen komen niet meer terug, alleen in de hartstreek, maar tot aan het eind van het jaar bleven ze als wondtekenen van Christus aanwezig (stigmata) (vgl. Gerlich, pag. 102).

 

Dit visioen van het lijden en sterven van Jezus herhaalde zich tot aan haar dood 36 jaar lang met telkens meer dan 30 aparte visioenen op elke vrijdag, uitgezonderd die van Kerstmis tot aan de vastentijd en van Pasen tot aan het feest van het Heilig Hart van Jezus en ook die samenvielen met een belangrijke feestdag of een feestoctaaf. „Daarbij bloeden de ogen, het hart en het hoofd, in de vastentijd ook voeten, knie en handen en ook de rechter schouder, op Goede Vrijdag bovendien borst en rug" (Rössler, pag. 21). De stigmata bij het hart, aan de handen en voeten, bleven steeds zichtbaar, zonder dat ze ontstoken waren en er pus uitkwam – mits ze niet met behulp van medicamenten werden behandeld.

Op kerstavond 1926 kreeg ze voor de eerste keer een ander visioen dan de passie. Ze zag het verheerlijkte kindje Jezus.

 

In het jaar 1926 deed zich een ander fenomeen, d.w.z. het leven zonder voeding voor. Er werd reeds gemeld, dat Therese sinds kerstmis 1922 geen vaste, maar alleen nog maar zachte kost en vloeibaar voedsel tot zich nemen kon. Omstreeks kerstmis 1926 kon haar maag-, darmkanaal ook de opname van dit voedsel niet meer verdragen. Alleen al het slikken kon ze niet meer. Toen men haar vroeg, waar ze dan van leefde, antwoordde ze, dat ze leefde van de dagelijkse Heilige Communie. (vgl. Rössler, pag. 21).

 

1927

Behalve deze visioenen op vrijdag kreeg Therese sinds 1927 ook visioenen op bijzondere dagen van het kerkelijk jaar, die gingen over andere hoofdstukken uit het Nieuwe Testament en hadden ook betrekking op de kerkgeschiedenis. Dit zijn bijv. de kerst- en de pinkstergebeurtenis, scènes uit het openbare leven van Jezus, zoals de bruiloft te Kana, de wonderlijke visvangst, diverse genezingen en de broodvermeerderingen, maar ook - meestal op hun feestdagen - fragmenten uit het leven van heiligen (vgl. Steiner, visioenen).

 

De voorvallen rondom Therese konden niet meer in de privésfeer verborgen blijven. Ze wekten de belangstelling van de mensen op en trokken vooral op vrijdag enorme groepen mensen aan.

 

De bisschop van Regensburg, Antonius von Henle, had tot nu toe voor wat betreft de Konnersreuther voorvallen grote terughoudendheid betracht. Met het oog op de steeds feller wordende openbare discussies scheen het de Beierse bisschoppenconferentie gepast, voor het filosofisch-theologische onderzoek van het fenomeen een natuurwetenschappelijke basis te scheppen. In opdracht van het bisschoppelijke ordinariaat werd Therese daarom van 14. – 28.07.1927 aan een medische controle onder leiding van Dr. Seidl uit Waldsassen en Prof. Dr. Ewald uit Erlangen onderworpen, om vooral het fenomeen van het leven zonder voeding door controle van haar gewicht, temperatuur, polswaarden en ook door laboratoriumonderzoek van haar excrementen en bloed te verifiëren. Vier beëdigde verpleegsters uit Mallersdorf bewaakten Therese ononderbroken volgens strikte instructies van beide artsen, die bovendien vaak zelf onaangekondigd de controles verifieerden. De uitslag bevestigde het onderzoek, dat "ondanks de nauwkeurige controle ………. niet één keer kon worden waargenomen, dat Therese Neumann, die geen seconde alleen was, iets tot zich nam .." (Gerlich, pag. 128 e.v.), vgl. Ewald.

 

De Beierse bisschoppenconferentie nam in oktober 1927 betreffende Therese Neumann het besluit, het publiek te vermanen, „over de gebeurtenissen in Konnersreuth niet definitief te oordelen, tot de kerkelijke autoriteit zelf een besluit genomen heeft en alle bezoeken daar te staken.“ Het bisschoppelijke ordinariaat Regensburg lichtte in het opperherderlijke blad met officiële mededelingen voor het bisdom Regensburg Nr. 10, 1927 de noodzakelijkheid voor deze beslissing toe: „Dit besluit was noodzakelijk, om niet een soort bedevaart te laten ontstaan, voor het gebaseerd was op een kerkelijke legalisering, nog meer echter om met volledige zekerheid kwaadwilligen uit de buurt te houden, die met een beroep op het feit, dat ze zelf in Konnersreuth zouden zijn geweest, onjuiste berichten zouden verspreiden. , .. dwalingen zouden verspreiden, al het bovennatuurlijke en heilige zouden belasteren.“ (Gerlich, pag. 138) Verder werden in dit artikel de uitvoering en resultaten van de vijf dagen durende bewaking van Therese bekend gemaakt. Ook dat bevestigde m.b.t. de onderzoeksresultaten, dat er zelfs niet de geringste hoeveelheid voedsel was geconsumeerd

 

Na dit besluit van het bisdom kreeg men slechts toestemming het huis van de Neumanns te betreden, als men een schriftelijke toestemming om dat te bezoeken kon laten zien. De toeloop kon echter ook met deze maatregel niet worden gestopt, zodat die weer werd opgeheven.

 

1927

Vanaf 1927 was de gezondheidstoestand van Therese zover hersteld, dat ze weer zoals in de periode voor de ongevallen op het veld en zelfs bij het bouwen van het huis kon meewerken.

 

1933 - 1945

Met de machtsovername van het nationaal-socialisme begon voor Therese een moeilijke tijd, waarin ze in het nauw raakte. De nationaal-socialistische pers haalde haar als persoon in geheel Duitsland d.m.v. sarcastische artikelen over de hekel. De staat liet geen gelegenheid voorbijgaan om haar beschaamd en lastig te maken en haar te bedreigen met vervolgingen en arrestaties. Er werden echter geen lichamelijke represailles tegen haar genomen.

 

Ze maakte er geen geheim van, dat ze deze politieke richting en de persoon van Hitler verwierp. Ze uitte zich echter niet in het openbaar. Ze gaf velen die hulp zochten raad of ook instructies, die ze op bovennatuurlijke wijze had ontvangen. Zo waarschuwde ze o.a. Dr. Fritz Gerlich, chefredacteur van de Münchner Neuesten Nachrichten, naar Duitsland terug te komen. Hij sloeg de waarschuwing in de wind en werd direct na zijn terugkeer gearresteerd. Pater Ingbert Naab OFMCap, Eichstätt, hielp ze vluchten in ballingschap, Voor verschillende gearresteerden bad ze, zo dat deze hoewel reeds aangeklaagd, resp. veroordeeld, weer vrijgelaten of tenminste niet meer werden terechtgesteld. Verder ondersteunde ze de Konnersreuther kring' in zijn acties voor het verzet. (vgl. Spiegel, pag. 19 e.v., pag . 68 e.v.)

 

1945 - 1962

Na het einde van de Tweede Wereldoorlog begon opnieuw een stroom van bezoekers in Konnersreuth op gang te komen, waaronder ook veel Amerikaanse soldaten. Jarenlang ondervonden talrijke bezoekers door haar in hun nood hulp, raad en troost. Velen ontdekten hun geloof opnieuw en werden erin gesterkt.

 

Hoewel Therese nooit in het middelpunt van de publiciteit wilde staan, ging ze bezoekers niet uit de weg. Op sensatie beluste kijklustigen wees ze echter volstrekt op barse toon af. De bezoekerstoevloed betekende voor de familie Neumann een geweldige belasting, vooral omdat dit talrijke beperkingen in het dagelijkse leven betekende. Desondanks zette zij haar bescheiden levensstijl onveranderd voort. Ook de plaats Konnersreuth bleef landelijk, zonder de gunstige situatie voor de opbouw van een winstgevende toeristische industrie uit te buiten

 

1951

De zorg vanwege kerkelijke roepingen vooral om priester- en orderoepingen, gingen Therese na aan het hart. Van de Salesianeroblaten in Eichstätt had ze vernomen, dat de orde voor de inrichting van de school voor oudere mensen die voor priester wilden studeren een groter gebouw zocht. Toen ze hoorde, dat het kasteel Fockenfeld te koop stond, kreeg ze de Salesianer orde zover dat die deze school inrichtten, voor zover de financiële middelen op een andere manier konden worden verzorgd. Ook dit kreeg ze voor elkaar met behulp van een gulle gever. Zo kon het landgoed in 1951 door de orde worden gekocht en als ‚Spätberufenenschule St. Josef, Gymnasium van de Oblaten van hl. Franz von Sales' worden ingewijd. Vele jonge mannen haalden hier sindsdien hun eindexamen vwo en meer dan 3000 leerlingen werden van hieruit priester.

 

1962

Therese stierf op 18.09.1962, nadat ze al vrij lang aan Angina Pectoris had geleden. Voor de teraardebestelling op 22.09.1962 onderzochten vier artsen het lijk en bevestigden, dat het ook na vier dagen opbaren geen lijkstijfheid vertoonde en dat het niet tot ontbinding overging. Het lichaam bleef integendeel zo beweeglijk, dat sommigen bang voor schijndood waren geweest.

 

1963

 

De bisschop van Regensburg, Dr. Graber, had Therese na zijn ambtsaanvaarding in 1962 medegedeeld, dat hij graag zou zien, dat er in het bisdom een klooster gewijd aan het gebed zou worden gesticht. Therese zette zich daar geheel voor in, zodat dit plan in Konnersreuth werd verwezenlijkt. Twee families uit Konnersreuth schonken op verzoek van Therese het bouwterrein. Ook voor de financiering van het gebouw vond ze talloze sponsors, maar ze stierf nog gedurende de planningsfase. Haar wens werd echter na haar dood snel uitgevoerd. Reeds op 22.09.1963 wijdde bisschop Dr. Graber het klooster gewijd aan het gebed van de berg Karmel, genoemd Theresianum, in het bijzijn van duizenden gelovigen in.

 

Op verzoek van Therese werd dit klooster verbonden met een tehuis voor pensiongasten, zodat ook leken daar kunnen worden opgenomen en deel kunnen nemen aan de Eeuwige Aanbidding

 

21. Jh.

 Ook na Thereses dood blijft de belangstelling voor haar persoon bestaan. Daarom werd er veel literatuur aan haar gewijd; vaak worden de plaatsen waar ze werkte en vooral haar graf bezocht en zoals voorheen komen zowel in de pastorie Konnersreuth als ook bij het bisschoppelijk consistorium brieven uit de hele wereld met aanvragen, mededelingen n.a.v. verhoren van gebeden of ook verzoeken om de inleiding van haar zaligverklaringsproces binnen.

Dit verzoek willigden de verantwoordelijke kerkelijke vertegenwoordigers, de bisschoppen van de Beierse kerkprovincie, intussen in. Nadat ook de Romeinse congregatie voor zalig- en heiligspreking op 21.01.2005 het Nihil obstat had gegeven, maakte de bisschop van Regensburg, Dr. Müller, op 13.02.2005 de start van het zaligverklaringsproces bekend.

© 2019            Imprint