Stigmatisering

 

 

Het begrip komt van het Griekse ‚ stigma' en betekent ‚ teken, brandmerk,' in de eigenlijke betekenis ‚steek'. Theologisch gezien omschrijft de stigmatisatie het spontane optreden van de lijdenstekens van Jezus op het lichaam van een levend mens (stigmata), vooral aan handen, voeten, in de buurt van het hart, op het hoofd, schouders en rug. Dit wordt psychologisch als psychisch bepaald effect, theologisch als charismatisch teken verklaard, wetenschappelijk vastgestelde verklaringen zijn er tot nu toe niet. De littekens blijven zonder te etteren of zonder te ontbinden, kunnen tegen een medische behandeling, blijven vaak lang open en bloeden op bepaalde dagen, meestal op vrijdag de lijdensdag van Jezus.

 

 De eerste historisch bewezen stigmatisatie wordt aan Franciscus van Assisi toegeschreven, die in de 13e eeuw leefde. Tot aan de dood van de Franciscaner pater Pio van Pietrelcina, Italië, in 1968 zijn meer dan 300 gevallen van stigmatisatie bekend.

 

De stigmata deden zich bij Therese Neumann op 04.03.1926 het eerst bij een wond in de hartstreek voor (zie hoofdstuk biografie). In het volgende lijden op vrijdagen gedurende de vastentijd 1926 namen niet alleen de omvang van de visioenen, maar ook het aantal bloedende stigmata elke keer toe. Pastoor Joseph Naber uit Konnersreuth berichtte over de toestand van Therese op Goede Vrijdag 1926 het volgende: "Toen ik haar [Therese] op Goede Vrijdag na de lunch met nog een geestelijke bezocht, lag ze er alsof ze een martelaar was, de ogen zaten geheel vol bloed, twee strepen met bloed over de wangen, bleek als een stervende. Tot omstreeks drie uur, het stervensuur van de Heiland, worstelde ze met verschrikkelijke doodskwellingen. ... Gedurende de doodskwellingen van Goede Vrijdag had ze het gehele lijden van de Heiland, van de Olijfberg tot aan de Calvarieberg, voor haar ogen zien afspelen en was daarbij erg betrokken geweest en had ook zijn verlatenheid aan het kruis gedeeld. Aan de bovenkant van de handen en voeten had ze toen erg veel pijn gehad. Nu hebben beide handen en beide voeten aan de bovenkant ronde, open wonden, waaruit zuiver bloed stroomt. In de hartstreek was al een aantal weken voor Pasen plotseling een langwerpige wond ontstaan, waaruit af en toe veel zuiver bloed stroomde. De dokter had al deze wonden goed onderzocht." (Gerlich, pag. 114, Waldsassener Grenzzeitung, 21.04.1926)

 

Na Goede Vrijdag in 1926 bleven de wonden nog veertien dagen achtereen open. Ze zaten steeds vol vocht, maar bloedden niet altijd even erg. Haar ouders waren van mening dat de plotseling nieuw ontstane wonden moesten worden genezen en probeerden ze te genezen met huismiddeltjes. Omdat dat niet lukte, vroegen ze de huisarts Dr. Seidl uit Waldsassen, te komen. Die was verbaasd over de vorm van de wonden, vooral over de met 3,5 cm lengte en 1 cm breedte buitengewone afmeting van de wonde in de zij en schreef een zalf voor. Het gebruik ervan had echter tot gevolg dat de wonden aan handen, voeten en in de zij sterk begonnen te zwellen. Bovendien kreeg Therese zoveel pijn, dat ze het nauwelijks meer kon uithouden. Daarom haalden haar ouders de met de zalf doordrenkte verbanden er tenslotte af, waarna de pijn direct minder werd en al heel gauw verdween. Dr. Seidl verwonderde zich over de eigenaardigheid van de wonden, die – wanneer men ze met rust liet noch gingen ontsteken noch pus afscheidden. "Hij zag verder van elke verdere behandeling af en wikkelde alleen maar een verband om de stigmata." (Gerlich, pag. 107) Deze raad volgend, droeg Therese steeds een hoofddoek en om de wonden aan haar handen met korsten te ontzien vingervrije handschoenen. De wonden waren voortaan niet meer ontstoken en er kwam ook geen pus meer uit.

 

De stigmata genazen nooit, ze bleven haar hele leven lang duidelijk zichtbare wondtekens aan de binnen- en buitenkant van handen en voeten. Tot aan haar dood in 1962 herhaalde zich het pijnlijke bloeden van de stigmata naar aanleiding van het lijden op vrijdag ongeveer 780 keer, waarbij de gesel- en hoofdwonden slechts gedurende de lijdenstijd bloedden.

 

De bisschop van Regensburg, Buchberger, had Therese verzocht op vrijdagen thuis te zijn en haar lijden op vrijdag door bezoekers te laten meebeleven, om de bezoekers in hun geloof te sterken. Duizenden mensen waren zo getuige van het gebeuren. Verder bevestigden filmopnames het visioengebeuren en het bloeden van de stigmata.

 

 

 

Verscheidene pogingen werden en worden ondernomen om het aanwezig zijn van de stigmata en het gebeuren van de visioenen natuurwetenschappelijk te verklaren. Enige verklaringsmodellen zoeken de oorzaak in een overprikkelde fantasie of in een hypnose of duiden het fenomeen aan als resultaat van autosuggestie en hysterie. Daarop door iemand aangesproken antwoordde Therese onvriendelijk: "Beeld u zich maar eens in dat u een os bent, groeien er dan horens op uw hoofd ?" (Gerlich, pag 323) Diverse artsen en psychologen bevestigden dat Therese geen last had van symptomen van psychische afwijkingen (Klosa, pag.70 e.v., pag. 129 e.v.).

 

 Therese vond de stigmata eerst vervelend: "Heb van stigmata niets geweten en ik heb gehoopt, dat het zou overgaan." (Gerlich, pag. 106) Later, nadat ze wist, dat stigmata bovennatuurlijk waren en daarom niet konden worden genezen, accepteerde ze dit fysieke en met het oog op de bespottingen ook psychische leed als offer.